Column Huub Vermeulen: Zandvoort is goed toeven.

Ik realiseer me dat ik inmiddels zo’n vier generaties autoracers heb meegemaakt. De vorige generatie met Rob Slotemaker, Hezemans en Chiotakis. Mijn eigen generatie met Jan Lammers, Cor Euser en nog honderd anderen. Daarna de volgende lichting met Tim, Tom en nog zo’n tienduizend racers en cursisten, die vrijwel zonder uitzondering vrienden zijn geworden. Heb ik dan tienduizend vrienden? Echt wel. En nu dient de vierde generatie zich aan: de kinderen van de derde generatie. Max is de koploper van de jongste lichting en een voorbeeld van wat er allemaal mogelijk is.
 
Jonge talenten beginnen steeds eerder. In mijn tijd was twintig jaar jong, zelf reed ik mijn eerste race pas op mijn vierentwintigste. Tom Coronel Jr. was zeventien, en tegenwoordig begint een autoracecarrière al bij het karten. Bijna professioneel, in elk geval wat de kosten betreft. Professioneel betekent dat je er je geld mee verdient en er goed van kunt leven. Maar als je die lijn zo strikt trekt, blijkt ineens dat bijna niemand professioneel is. Je hoeft het ook niet zo zwart-wit te zien: als je zonder kosten kunt racen, is dat al een geweldige prestatie. Maar nog steeds slagen er maar weinig Nederlanders in om dat niveau te bereiken. De leeftijd gaat wel steeds verder omlaag. Rocco Coronel is nu veertien. Hij is geselecteerd voor het Red Bull Junior Team en zou in de Formule 4 mogen rijden, maar is nog te jong. Dat mag pas volgend jaar. Tom en ik denken dat Rocco binnenkort beter is dan wij ooit zijn geweest.
 
De nationale racerij draait voor de meesten om plezier, en daar moet je dan ook volop van genieten. Dat was altijd al zo, en daarom moeten we ervoor zorgen dat de kosten behapbaar blijven. Het plezier onder de deelnemers is groot. De meesten zijn van middelbare leeftijd en realiseren zich dat een grote racecarrière er niet meer in zit. Maar zoals gezegd: dat geldt voor bijna iedereen. Zelf heb ik zo’n vijftig jaar rondgereden en daar ieder jaar weer enorm van genoten.
 
Wat Zandvoort extra bijzonder maakt, is dat we hier eigenlijk geen rangen en standen kennen. We raken makkelijk bevriend, en dat is lang niet in elke sport vanzelfsprekend. Ga golfen en er wordt een bepaalde achtergrond van je verwacht. Dat begint bij je tongval en nog zo’n tien andere dingen die bepalen of je erbij hoort. Bij tennis is het weer anders: daar moet je vooral heel erg gelijk zijn, het liefst allemaal in dezelfde straat wonen. Bij de autosport kennen we dat niet. Iedereen is welkom, als je maar een beetje gezellig bent. Ooit hadden we Wiebe, ‘m’n jong’, een boer uit Friesland. Als hij de koeien had gemolken, sprong hij met zijn overall en klompen in zijn Mercedes en was dan net op tijd voor de tweede training. Prachtig toch? En dan sprak hij ook nog echt Fries.
 
Die cultuur maakt het extra prettig om een dagje te gaan racen. Maar er is nog iets. Zo’n grote verzameling mensen maakt sommigen wat achterdochtig. Daarom bleef er altijd iemand bij de tent achter om op te letten. In de praktijk was dat helemaal niet nodig. Een mooi voorbeeld was Jim, een importeur van diverse Formule- en sportwagenmerken. Hij racete zelf ook, en daar kreeg hij kritiek op. ‘Jim, als jij gaat racen, kunnen wij geen onderdelen krijgen.’ ‘Oh nee?’ zei Jim. ‘Loop maar eens mee.’ Hij liet zijn voorraadtruck zien. ‘Hier zitten bijna alle onderdelen in. Als je iets nodig hebt, pak je het en schrijf je op wat je hebt meegenomen.’ ‘Maar dan zul je toch veel kwijtraken?’ Nee dus. De racers kregen vertrouwen en gingen daar uitstekend mee om.
 
Naar Zandvoort gaan is voor mij altijd een feestje. De baan op ga ik nauwelijks meer – dat heb ik wel gehad. Maar de racewereld blijft zo veelzijdig en boeiend dat het altijd weer een plezier is om er te vertoeven.
 
Huub Vermeulen
 
Uit de START ’84 autosportmagazine
Save Your Cart
Share Your Cart